Er is iets veranderd in mijn leven en ik begrijp het nog niet helemaal. Ergens ben ik het leuk gaan vinden. Gefröbel en gepriegel in de achtertuin. Tot mijn knieën baggerend in de modder. Gravend, wroetend. Mopperend. Soms een uitroep latend van schrik, ergernis, of blijdschap. Deze zomer zijn tuin en ik elkaar beter gaan begrijpen. Onze liefde, evenals de vele struiken en planten, bloeit.
Vooraan, bij de vijver waarin statige goudwindes in en uit de waterval springen, huizen de keramieken bloempotten. Gevuld met gekleurd spul, petunia’s naast paarsroze margrietachtigen. Dat is overigens nog wel even een dingetje: hoewel ik het vak Latijn tijdens de opleiding medisch secretaresse en doktersassistente glansrijk beheerste, lukt dat met de plantennamen niet. Mea culpa.
Ergens achter in het groene paradijs, bovenop de plek waar ooit een boom woonde maar die werd ge-je-weet-welt, heb ik een speciekuip gevuld met lavendel, salie en verschillende kleuren en soorten hang petunia’s. Na enkele malen begieteren is er een ware bloemenwaterval ontstaan.
Ooit vond ik een half dode verdwaalde lelie, gooide haar in de sloot. Een briljante actie want inmiddels bezit ik een goudgeel bloeiend schuilhoekje in het water, naast de steiger, ten behoeve van asielzoekende gevleugelde passanten zoals meerkoetjes en eendjes.
Het zevenblad en het pispotkruid aan de slootzijde hebben de handdoek in de ring gegooid, even na de maand juli, toen duidelijk werd dat ik niet voor een blad te vangen was. Tweemaal de grond flink omgespit en vervolgens heb ik elke week ieder klein sprietje letterlijk de nek omgedraaid. Het betekende een totale depressie voor het zevenblad plus het einde van groep pispot. Resultaat: niet alleen een groene maar ook een mentale overwinning.
Ik kan de paden op. Want weer zichtbaar. Rond de boom. De je-weet-wel-stronk. Tussen de kruipgoedjes door, die de transplantatie van vochtige vijvergrond naar nattige bosgrond hebben overleefd. Mijn vriendinnen Hortensia, her en der lukraak neergezet en met af en toe een beetje mest (Dank lieve Vleugelvrouwe!) groeien zich dankbaar omhoog.
De schutting, eens een grensgeval, is begroeid met klimop, wilde wingerd, kamperfoelie en passieflora. De spiegel, die we aan het begin van het seizoen tussen het jonge groen hebben opgehangen, is inmiddels aardig overwoekerd, weerspiegelt onze groei.
Iedere dag is een kleurig feestje. Ik geniet van en ben dankbaar voor hetgeen de aarde, de lucht en het licht mij geven. Los van eigen inspanning. Het zonlicht speelt met mijn tuinbewoners, geeft hen telkens een ander gezicht.
Het leven in en om de tuin biedt een eindeloos perspectief. Het is ook therapeutisch: tuinieren geeft lucht in drukke tijden. Prettig om stress kwijt te raken door het poeren met mijn blote vingers in de grond.
Even aarden. Héérlijk.

De pen die net verhuisd was
“Seau hey, da’s lekker.” Behaaglijk rekt de gele vulpen zich uit. “Lekker zonnetje, wallekantje, wat wil ik nog meer?” “Ik heb werkelijk geen idee,” zeg
4 reacties
Ik vind je weer geweldig en niet alleen met het tuinieren !!
Dank je wel, Leny. Ik vind dat een mooi compliment. X
Detje, lijk je op je vader? Die was toch ook van de tuinen?
Het ziet er allemaal geweldig uit!
*glundert* Ferrara, ik denk ’t! Het gen is eindelijk geland 🙂