Een nacht in maart, 1987 (1)

Een bord spruitjes. Meer was het niet.

Ik moest ze niet toen ik zestien was. Destijds vond ik alles en iedereen stom. Vooral mijn ouders. Wat ze deden en wat ze niet deden. Thuis was alles gek en het kon me niet schelen. Al bijna een jaar had ik mijn eerste vriendje. Nieuwsgierigheid werd afgewisseld met schaamte en bluf.

Toch ging het op, dat bord spruitjes. Na een stevige woordenwisseling met mijn vader at ik met lange tanden. Hoewel ik buitenshuis een grote bek had, hield ik ‘m dicht zodra ik thuis was. Ten eerste had het geen zin om een grote mond te geven want ik kon de gevolgen ervan nooit voorspellen. Er kon van alles gebeuren en meestal gokte ik mis.

Voorafgaand aan dat bord met spruitjes had iemand mij ‘s middags ook al pindakaas laten eten. Beleg wat niet mijn ding was. Overdag tijdens de vakantiebaan die ik niet wilde en toch kreeg was het goed gedaan. ´s Nachts kwam alle frustratie eruit in de vorm van iets wat vaag nog op pindakaas leek, met ronde groene stukken, tot het moment waarop er alleen nog gal kwam.

Ik kroop terug in mijn bed. In oma’s bed wel te verstaan, in oma’s kamer. De winter was koud geweest. Daardoor sliep ik aan oma’s kant van het huis. Daar was een beetje verwarming in de vorm van een gaskachel. Oma zelf lag in het ziekenhuis met een open been infectie.

Ineens, aan het einde van haar zevenentachtigste jaar bleek mijn ijzige, sterke oma geveld te zijn door iets wat suikerziekte heette. Eerder was een stuk van har teen geamputeerd.  Haar verblijf in het ziekenhuis betekende ook, dat onze middagsessies spelletjes doen en samen theedrinken, stopten. Ook het “eten toe” na de maaltijd thuis, was er niet meer.

Met oma’s ziekenhuisverblijf was het ergens anders in huis iets luchtiger geworden maar niet voor mij.

Na de laatste braaksessie kon ik niet meer slapen. Ik klom uit bed en ging even zitten in de kuipstoeltjes die in de voorkamer stonden. Achter de antieke gordijnen ontwaarde ik vaag een blauw schijnsel. Inbrekers zeker, in 1987 hoorde je niet anders.

Het bleek politieblauw. Er stonden twee politieauto´s, een politiebusje en een grijs busje met zwarte streep in de voortuin geparkeerd. Mijn grootste nachtmerrie. Inbrekers. De reden dat ik al een aantal nachten niet goed had geslapen.  

Onze tweekapper werd in 1987 verbonden door een ijskoude bijkeuken met daar weer aangebouwd een WC. Wel een beetje gek: toen ik eerder moest overgeven heb ik niks gemerkt van politiecommotie en zo is binnen tien minuten mijn wereld veranderd.

Vastberaden gooide ik oma´s keukendeur open en rende via de bijkeuken door naar de deur van mijn ouders. Deze zat op slot maar ik beukte op de deur met een missie om de inbrekers boven te vangen. Ik riep mijn moeder. Ze deed open, in nachtgewaad. Doof, blind en stoïcijns voor mijn vraag waar die kutinbrekers waren gebleven.

In de huiskamer van mijn ouders – de gaskachel is notabene aan – ontdekte ik maar liefst drie agenten. Boven hoor ik gestommel. Hoe kan dat? Zijn ze nog niet gevangen dan? En waar is mijn vader?

Een agent zit in de stoel alsof hij zojuist koffie heeft gehad, maar dat staat niet op tafel. Er komt een agent door de gangdeur tevoorschijn, vanaf de trap van boven. “Ik geloof dat we u moeten condoleren” zegt hij tegen mijn moeder.

Dit jaar is het 35 jaar geleden dat mijn vader overleed. Inmiddels ben ik langer zonder dan met mijn vader. Het was een ingrijpende gebeurtenis, die ongelooflijk veel impact op mijn (gevoels)leven heeft gehad, en nog altijd heeft. Pas in 2010, toen ik veertig werd, kon ik woorden vinden om het verhaal van deze nacht te vertellen.

Wie deelt komt nooit tekort

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Gerelateerde artikelen

Plant

Als ik zou kunnen praten…… Oh wacht. Dat doe ik nu. Eens zien, waar ga ik het over hebben? Andere vraag: wie ben ik? Ik

Lees verder »

Tussenruimte

Al een tijdje liep en loop ik te kauwen op een nieuw JA- woord. Wat me vol vuur het jaar zou inslingeren, aanslingeren, me over

Lees verder »

Woorden

Soms vloeien ze als stroop over je pannenkoek. Andere keren komen ze los met brokjes, die blijven haken in je keel en niet naar buiten

Lees verder »

Niet klassiek

Valentijnsdag, 2013. Er ligt sneeuw. Tussen december en nu is een flink pak gevallen en het blijft maar koud. De groep Zorgengelen die al enkele

Lees verder »

Nooit meer wat missen?

Loading