Het was eind augustus of begin september. Jij liep met een man en een hondje over mij heen. Langs me heen. Ik weet niet zo goed of je me hebt gezien, je klom iets verderop omhoog, samen met die man en dat hondje.
Jullie gingen in gesprek, pasten goed op mij en mijn collega’s, die wapperden in de wind. Er was veel verdriet over een ontbrekend hondje, terwijl er een staartje met oortjes wapperend voor jullie neus zat. Je zette je rugzak neer en leek nu al vermoeid, hoewel het amper ochtend was. Ik weet het niet zo goed.
Ik ben maar gras, hè.
Wel zag ik dat je het op die top heel erg naar je zin had. Je mondhoeken krulden omhoog, je keek naar de zee met een blik of je hier wel uren, misschien wel dagen of maanden kon vertoeven. Volgens mij is dat ook zo. Je leek heel goed in dat landschap te passen. Een zekere mate van tijdloosheid streek over je heen en vulde mij op. Andere wandelaars leken de schoonheid van het veldje en het moment niet te waarderen.
Ik voelde dat je in het moment was en het koesterde, het leek alsof het verloren zou gaan als je het niet deed. Je zuchtte hardop en sprak uit dat je er tegenop zag om weer terug te keren naar stedelijk gebied, met mensen die je niet waardeerden.
Je vroeg je af of je het nog wilde. Nog kon.
Wat is het leven lastig soms, voor jullie mensen. En tegelijk is het zo wonderschoon. Kijk nou naar de zee: in een eindeloze golf van kleine kabbeltjes ligt het antwoord op de vraag allang besloten. De vraag rondom verbondenheid.
Jij stapt met je voeten in de zee met de verwondering van een kind. Want ergens aan de overkant van die onmetelijk grote plas staat er misschien ook wel een Mens met de voeten in de zee. Geen idee waar precies, maar jij weet dat het zo is. En in die wetenschap voel jij je ogenblikkelijk verbonden. Met die mens, niet met wat er allemaal nog tussen ligt aan water en onontdekt gebied.
Dat is wat ik zo mooi vind aan jou, al ken ik je niet en heb je slechts je lunch op mij genuttigd. Jij hoeft dingen niet uit te spreken om het er te laten zijn. Je hoeft er niet over na te denken, het is er gewoon. Zandkorreltjes schuiven langs je grote tenen en in gedachten zie je het mens aan de andere kant van de wereld lachen om diezelfde korreltjes. Waar zijn ze allemaal geweest? Het zand, de stenen en de schelpen? Is het een kwestie van telkens voorbij komen in de branding of vindt er elke zoveel tijd een echte aard- of zee verschuiving plaats?
Het zijn diepe gedachten die elke voorstelling van tijd en ruimte voorbijgaan. Omdat je weet dat zelfs op de aarde dingen als tijd en ruimte eigenlijk niet bestaan, doordat we met elkaar de ruimte, het stof, de lucht en de waterdeeltjes delen, net als de atomen en de straaltjes internet die we de lucht in kieperen.
Ik ben zo nieuwsgierig naar jou, vrouw van ver weg. Wat is er van jou geworden? Zijn jouw dromen waar geworden? Had je die? Waar ben jij intussen aangeland? Sta je met je voeten inmiddels in een andere zee? Hoe is het met dat ene hondje wat zo lekker schurkte en snurkte?
Komen jullie nog eens terug?

4 reacties
Dank je wel Odette voor het delen. Mooi perspectief!
Lieve groet, Rimke
Graag geschreven Rimke, dank je wel 😊
Pareltje, bewaren voor je toekomstige bundeltje.
Dank je wel vrouw 😘
Bundeltje? Geen idee….dan moet het weer wat worden en het is al iets. 🥳