Daar zit ik, in de grijze oorfauteuil van mijn zoon. Genietend kijk ik om me heen, er is een nieuwe, grote plant bijgekomen en wat staat hij mooi. Bovenop het witte platte lockerkastje wat er al stond is exact nóg zo’n kastje geplaatst. Een wat wij in huize van der L noemen “bofkontkastje”.
Zoonlief heeft het gevonden op straat, vlak voor de wagen van het grofvuil. Lapje erover en als nieuw. Heeft ie vast van zijn ouders, eeuwig zwierven we langs de straat en langs de rommelmarkten. Om over de strooptochten op de Koninginnemarkt, destijds in de aanloop naar de verjaardag van zoonlief, nog maar te zwijgen.
Wat hebben hij en zijn meisje toch een heerlijk huisje samen. Het is niet groot en daarom val ik erop. Het is knus en het doet me denken aan ons halve huis van vroeger. En ik weet nu al dat dit lieve stel wanneer ze ooit, later, in een ander leven misschien, verhuizen, dat ze met plezier en liefde aan dit eerste huisje zullen terugdenken.
Maar hier zit ik dus. Een beetje opgevouwen, geen idee waarom. Zo klein is de stoel niet en zo reusachtig ben ik evenmin. Ondanks dat zit ik best lekker. Links van mij ontdek ik een bijzondere gast en ik schrik op en ga netjes rechtop zitten. Daar zit ze. In haar spijkerbroek met een heerlijke en prachtige groene trui, mooie sjaal erbij. Ze is nauwelijks veranderd of verouderd. Zij, dat wil zeggen mijn moeder. Ze zit heerlijk op de bank, op visite bij haar oudste, jongste en enige kleinkind, te genieten van een softijsje. Een klein glaasje wijn op tafel. Ik weet niet zo goed wat ik ervan moet vinden.
“Ja opoe,” hoor ik mijn kind zeggen, “hier wonen we dan. En dit is mijn meisje.” Apentrots kijkt mijn moeder de ruimte in, enthousiast knikkend en happend van haar ijsje. “Wat hebben jullie het prachtig gemaakt, kinders.” hoor ik haar zeggen. “En je vader met die keuken, geweldig. En dan die kleur groen in huis… het is mijn lievelingskleur.”
“Dat weet ik nog opoe,” antwoordt mijn kind. “Oh ja opoe, voor ik het vergeet…ik moet even wat pakken. Blijf lekker zitten, niet weggaan, ik ben zo terug.” Verbijsterd zit ik alleen in de ruimte. Met mijn moeder, waarvan ik weet dat ze er al bijna negen jaar niet meer is. Wat zeg je tegen iemand van wie je weet dat haar aanwezigheid niet klopt?
Het gebonk van een kudde olifanten op de trap verraadt dat kindlief naar beneden komt. Met een brede grijns om zijn mond toont hij opoe een doorzichtige tule zak. Het is versierd met een grote groene strik. In de zak zie ik allemaal ingepakte cadeautjes zitten. In Sinterklaaspapier.
“Het zijn er wat meer geworden opoe,” glundert kindlief. “We hadden immers wat in te halen.”
Vandaag exact een jaar geleden verhuisden wij ons allerliefste kind naar zijn eigen prachtplek. Samen met een volle maan in wording was dat blijkbaar aanleiding voor een bijzondere droom.
2 reacties
Wat een fijn verhaal over je moeder. Volle maan, zeg dat wel er staat me toch een heldere knikker aan de hemel. Altijd weer fascinerend en goed voor meer drukte op de kraam en onrust binnen de pg. Had je niet gedacht he, dat ik daarin geloof. Ervaring zak maar zeggen.
Ik geloof direct dat je een verbinding hebt met de maan. Anders hadden wij elkaar nooit leren kennen 😉
Dank je wel weer lieve Ferrara