Vorige week vond ik een versierd bed. Althans zo leek het, met een gedraaid snoer dat in de war en geknoopt aan het hoofdeind hing. Bij het volgende bed was de alarmbel sierlijk vastgegroeid en met vele knopen en slingers in de infuuspaal gedraaid.
Het wekte beelden op in mijn hoofd. Die van de winterlichtjes, waar je je ontzettend op hebt verheugd omdat het zo verrekte donker is buiten en je zin hebt in licht. Dat moment waarbij je de doos uitpakt en waarbij je je bij ‘t openen van de doos al realiseert dat je in januari iets meer geduld had mogen hebben met ‘t opruimen van ‘t spul.
In de middag die volgde, vlogen mijn collega en ik samen gierend uit de bocht, met een leeg bed. Door de schrik ontsnapte mij een “ho, ho, hó.” Mijn collega riep: “Merry Christmas.” In de beddenopslag vonden we vervolgens een roodgekleurd lint. Aan de andere kant van de opslag lag een donkergroene kunstige kerstboom in een geopende doos, klaar te liggen voor december. Mariah zingt nu al luid wat ze wil.
Nog 45 dagen. Ik zie uit naar het Paasfeest.