Na vier dagen zonder de olijke tweeling en slechts met één harige prinses is het leven ineens anders.
Waar ik voorheen meerdere malen per dag moest roepen “uit” omdat ik struikelde over onze keukenjutter, zit achterblijver Bibi heel rustig naast me aan het keukenblok, wanneer ik kook. Struikel ik over en onzichtbaar stofje, terwijl ik “uit” roep.
Hoeft niet meer.
Onze overgebleven prinses doet het goed. Slaapt, eet, drinkt. Piept weinig, alleen wanneer we beiden thuis zijn en mevrouw overtuigd is van het feit dat ze niet voldoende aandacht krijgt. Of… wanneer ze ons ergens verwacht en even niet kan vinden. Dan verschijnen er witte randjes onder haar ogen en weet ik dat ze een niet-pluis gevoel beleeft.
Zo jammer dat je niet in zo’n hondenhoofd rond kan kijken om te zien wat er speelt. In mijn hoofd speelt daarentegen veel.
De afgelopen week liep ik natuurlijk maar met één hond en fietste ik met één hond. Toen ik in mezelf opmerkte dat dit toch wel een gemakkelijker klusje was dan voorheen met twee, brak spontaan mijn oogwater. Hoe kon ik zoiets denken?
Het was een breinscheet.
Dat doet een brein: het leidt je de hele dag af met valse gedachten, flauwekul en een hoop andere toestanden die zich altijd in het verleden of in de toekomst bevinden. Nooit word je door je brein op een prettige manier afgeleid in het nu. Dat kan ook niet: in het nu is immers alles eigenlijk wel oké. Daarnaast is je brein ingericht op paniek en andere acute flauwekul.
Iets met reptielen en het stenen tijdperk.
Zo’n breinscheet is ook: van buiten naar binnen lopen, schrikken van het feit dat je maar één hond ziet. Oh fuck, waar is de andere? Even later weet je het weer: oh ja, er was er nog maar eentje.
Denken dat je struikelt over je keukenjutter maar die is er niet: het zijn je eigen benen.
Me ineens realiseren dat ik de afgelopen tijd toch wel érg vaak “uit” tegen Bo heb geroepen en oh gut wat was dat eigenlijk zielig. Schuld.
Dat is ook zo’n breinscheet.
We doen dat nou eenmaal. We zijn mensen en die roepen weleens rare dingen. Boze dingen ook. En dan maar hopen dat het niet de laatste keer was. Zuchten in je eigen leed wanneer je weet dat het wél de laatste keer was.
Zoals haar laatste fietstochtje. Heeft ze wel genoten? Ja, haar oortjes flapperden. Wist ze waar ze naartoe ging? Nee. En nu ophouden.
Mijn brein leidt mij rond in telkens dezelfde gedachtenpaadjes. Altijd terug. Wat deed ik eigenlijk vorige week? Daar weer van schrikken omdat ik het niet meteen kan oproepen. Vorig weekend was er in elk geval geen lange wandeling. Te koud en te nat.
Wanneer ik op dreef kom en echt even goed mijn best doe, zit mijn brein ineens vol had-ik-maars en -was-ik-nou-maars. Ook dat zijn breinscheten.
Breinscheten. Daar zit gebakken lucht in. Inmiddels ligt de overgebleven prinses luidkeels te snurken op haar rug op de bank. Ik hoor een lief klein scheetje.
Zij lijkt een klein beetje weer ongegeneerd zichzelf. Zij wel, gelukkig.
2 reacties
Wat een goeie. Breinscheten daar zit gebakken lucht in, daar kun je niks mee, behalve jezelf een beetje kwellen. Ik snap het wel hoor. Ondanks de snurkende prinses is er leegte. Enige troost, Bo lijdt niet meer, maar dat is cliché. Soms ook gebakken lucht.
Zo gaat dat precies, met die breinscheten. Zelfkwelling pur sang. En gebakken lucht 😉