“Over welk talent beschik jij?” staat er in een vrouwenblad, waarmee ik nog niet dood gevonden wil worden en toch lees. In de wachtkamer, ergens. Op slag ontstaat er kortsluiting in mijn bovenkamer.
Gedachten die ik in de categorie “briljant” heb geparkeerd, worden ter plekke door elkaar gegooid en verdrukt door een nieuwe stroom van woordenbrij en angstige gedachten over het begrip talent. Op slag zie ik sterretjes en er ontstaat een dikke mist tussen de grijze cellen.
Gave. Capaciteit. Knobbel, vaardigheid. Een kunstje. Kan ik dat? En zo ja, zegt dat dan iets over mij? Wanneer je een kunstje kunt doen, heb je daar dan ook talent voor? Of is het aanleg? Ik weet het niet en mijn hoofd kan het inmiddels niet meer bedenken.
Er is wel iets waar ik goed in ben en dat is vallen. Liefst plat op de muil, ordinair op straat. Met name wanneer ik op hakken loop, hetgeen niet vaak gebeurt maar zo af en toe, in een positieve zomerse bui. Mijn innerlijk navigatiesysteem heb ik tevoren geprogrammeerd, blik op de grond, op zoek naar gevallen dubbeltjes en kwartjes. Terwijl er een meneer naar mij fluit, hapert het innerlijk kompas en gaat het mis. De schoen wringt, ergens tussen een prachtig middeleeuws gevoegd kinderkopje en een stoeprandje. Gracieus land ik in de goot.
Dat innerlijk kompas zorgt vaker voor problemen. Een hysterische satellietschotel in mijn hoofd, hinderlijk scherp afgesteld op de buitenwereld. Het is geen talent, eerder een veroorzaker van ruis. Soms wil ik dat hinderlijke apparaatje uitzetten maar dat lukt niet. En dus komt er regelmatig teveel informatie binnen, waar ik gevoelsmatig iets mee moet maar waar ik in de praktijk niet altijd iets mee kan. Dat zorgt voor onrust en onbedaarlijke stilte tegelijkertijd.
Anderzijds zorgt ze ook voor haarscherpe beelden, voorzien van Dolby surround in stereo, dwars door het slakkenhuis in mijn bovenkamer galmend. Bijvoorbeeld wanneer een troep wilde ganzen in formatie overvliegt, locatie Wilmkebreek en gaande in de richting van het zuiden. Op slag word ik een vrouwelijke Nils Holgerson, vlieg ik een stukje mee. En nu het allemaal wat kaler wordt buiten, zorgt mijn satellietschijf voor de bewondering van kleinkunst, in de vorm van zonnestralen uit een late novembermiddag, die de muur bestrijken doordat ze vanuit vreemde onbereikbare hoeken worden weerkaatst die in de zomer onmogelijk zijn.
Mijn satellietschijf levert daarmee tegenstrijdigheid. Enerzijds blijft het een onruststoker, vermoeiend en onpeilbaar. Anderzijds is het misschien toch een verkapte talentmodule, waarmee ik wonderen in deze wereld kan blijven zien en waarderen. Mijn intenne is nooit af te stellen en kent geen gebruiksaanwijzing.
Gelukkig kan ik erover schrijven.
2 reacties
Geweldig 😘
Schrijven kun je. Vooral blijven doen.