Voor me aan de balie staat een dame, die in onbegrijpelijke taal in haar telefoon kwettert. Uit haar tas pakt ze een ziekenhuiskaartje en een doktersverwijzing.
“Ik kom hier voor de babyweggooi,” meldt ze tussen haar telefoongesprek door. Licht gegeneerd pak ik haar kaartje en de verwijzing aan, maak de papieren in orde en nodig de dame uit tot plaatsnemen in de wachtkamer.
Het is niet de keuze van de mevrouw, waardoor ik me geshockeerd voel. In mijn beleving is ieder mens, elk individu, baas over eigen lichaam en geest. De directe manier echter, waarop de dame haar keuze kenbaar maakt vind ik schokkend. Communicatiedeskundige ben ik echter niet, ik ben slechts polikliniekassistente op een poli gynaecologie gecombineerd met verloskunde.
Ik hoop maar, dat verder niemand in de wachtkamer verstaan heeft waarvoor ze komt. Verderop in de wachtkamer zitten namelijk twee dames die zich even daarvoor bij mij hebben gemeld voor een niet geheel pijnloos te noemen vruchtbaarheidsonderzoek. Na een korte strijd in mijn hoofd besluit ik dat het ongelijk verdeeld is, in de wereld.
De mevrouw wordt naar binnen geroepen bij de dokter. Een kwartier later meldt zij zich weer terug en ik plan met haar de vervolgafspraak, in de vorm van een curettage. Deze zal onder narcose worden uitgevoerd en daarvoor zal de mevrouw een dag worden opgenomen, ergens halverwege de volgende week.
Een paar dagen later meldt de mevrouw zich opnieuw. Bij mij. Dat is een fout in de regie, het is namelijk niet de bedoeling dat de mevrouw naar de poli komt. Ze moet naar de verpleegafdeling, hetgeen ik de mevrouw in gebrekkig Frans tracht uit te leggen.
Plots zie ik achter de mevrouw wat bewegen. Iets rozigs. Het blijkt een meisje van ongeveer vier jaar. Ze draagt een zuurstokkleurig jasje en dito koffertje. Allemaal schrikken we een beetje; dit is niet de bedoeling. Een kind hoort niet in hetzelfde ziekenhuis wanneer de moeder geopereerd wordt.
Het roze meisje blijkt het dochtertje van de mevrouw te zijn. De mevrouw zelf komt uit het westen van Afrika en ze woont samen met haar dochter, in het plaatselijke asielzoekerscentrum. Aldaar deelt de mevrouw haar kamer –ongewenst- met drie meneren, die het woord “neen” niet kennen want uit dit onvrijwillige samenwonen is de ongewenste zwangerschap van de mevrouw ontstaan. In verband hiermee is mevrouw absoluut niet van plan haar kind ook maar een ogenblik alleen in die kamer achter te laten.
We bellen heen en weer met de verpleegafdeling en de kinderafdeling en het lukt, het roze meisje mag op de kinderafdeling helpen kleuren met de patientjes, als hulpje van de pedagogisch medewerker. Prettig voor de patientjes, die eens een “gewoon” kind op bezoek krijgen en voor de pedagoochelaars is het weer eens wat anders dan zieke kindertjes vermaken.
Om vier uur ’s middags mag de mevrouw weer naar huis, zoals dat heet. Praktisch gezien betekent dit, dat ze terug naar haar kamertje mag, samen met de ongevraagde meneren. Voor de veiligheid heeft de gynaecoloog in overleg met de mevrouw toch maar een anticonceptiemiddel in haar buik achtergelaten. Het voorkomt weliswaar geen onvrijwillige seks maar wel een ongewenste zwangerschap.
Wanneer we de poli die avond sluiten, huilen we vanbinnen allemaal een beetje.
Eén reactie