“Godzijdank ben ik dradenvrij en afgekoppeld,” verzucht de patiënt in de rolstoel, terwijl we in de lift staan.
“Daar ging ik, vorige week,” zegt de man. “Hartinfarct. Zomaar. Ik werd hier wakker.”
“Dat moet behoorlijk schrikken zijn geweest,” zeg ik.
“Dat was het zeker,” zegt de meneer. Hij heeft intussen weer een gezonde kleur op z’n toet en kletst honderduit. Over zijn reservetijd, die hij verstandig wil gaan invullen.
“Wat is nou het eerste dat u straks thuis gaat doen?” vraag ik nieuwsgierig.
“Gewoon niets,” zucht de man.
“Geen gestress meer, geen telefoon meer op onmogelijke tijden en ik stop met haasten. En oh ja, ook geen van dittes meer,” terwijl hij een rookgebaar maakt.
Ineens kijkt hij treurig.
“Dat vind ik dus lastig,” geeft hij eerlijk toe. Ik begrijp dat, als voormalig nicotinejunk. Hij wijst op een pleister op z’n arm.
“Ik begrijp het, meneer,” zeg ik. “Maar er is hoop. Uw rolmaat van vandaag heeft bijna dertig jaar lang zowat een pakje sigaretten per dag gerookt en is er nu zeven jaar vanaf.”
Ik schrik van mijn woorden. Ten eerste omdat ik me besef dat zeven jaar niet roken best lang is (inwendig hang ik de vlag uit) en ten tweede omdat ik zeer tegen mijn zin klink als het “als-ik-het-kan-kun-jij-het-ook” typje. En daar heb ik een gruwelijke hekel aan. Toch wint mijn betweterige ik het van de criticus, want ergens voel ik nog meer hulp opkomen.
“Mag ik u een tip geven?”, vraag ik daarom voorzichtig. “Als junks onder elkaar?”
De man grijnst en knikt.
“Alles wat je aandacht geeft, groeit,” zeg ik. “Met roken is het de kunst, om dat om te draaien. Het geen aandacht meer te geven. Daarnaast hebben we in ons ziekenhuis ook nog een fijne rookstop poli met mensen die u verder kunnen ondersteunen.”
“Hij is duidelijk hoor, de boodschap,” grijnst de patiënt.
“Oh, dat was eigenlijk niet mijn bedoeling,” hakkel ik met een rood smoelwerk, me ineens vreselijk bewust van mijn pasverworven status als niet-roken lobbyist.
Mijn innerlijke criticus lacht zich gek.
Ik lever de patiënt af bij de poli, wens hem succes en beterschap en wandel terug naar mijn post, terwijl ik me afvraag of er ook pleisters bestaan die de mond van een zekere rolmaat dan wel karduwoloog zouden kunnen afplakken.

Plant
Als ik zou kunnen praten…… Oh wacht. Dat doe ik nu. Eens zien, waar ga ik het over hebben? Andere vraag: wie ben ik? Ik