Een belletje, er is een lopende patiënt die vanaf afdeling X begeleid mag worden naar de röntgenafdeling. Meestal krijg ik tevoren een naam door, zo ook nu. Tijdens het opschrijven ervan gaat me bij deze patiënt een lichtje op.
Wanneer ik me meld, hoor ik van de verpleging dat meneer het nogal vervelend vindt dat er iemand moet meelopen. Iets met poeha en niet nodig. Eenmaal op de afdeling klopt mijn intuïtie met de beschrijving van de verpleging. Voor de deur aangekomen verheug ik me op het loopje naar de radiologie. Tegelijk vraag ik me af of ik zo herkend word.
Een ding weet ik zeker: als mijn voorgevoel klopt, dan gaat deze patiënt absoluut met mij mee naar de radiologie. Hij zal ‘t willen en zal nog vrolijk zijn ook.
Het klopt allemaal; het rondje begeleiding is een hartelijk weerzien met een oud-collega van NOG verzekeringen.
Onderweg naar de onderzoeken reizen we dertig jaar terug in de tijd en blikken we terug op de fantastische periode die we er samen hebben beleefd.
Nooit hebben we later nog in onze loopbanen zoveel geleerd over “gewoon dóen” en over zelfstandigheid. Over samenwerking en proberen, wat bij NOG met een hoofdletter werd geschreven en waarvan de vertaling luidt “innovatie”.
We zijn het erover eens: NOG was de ultieme broedplaats, een plek waar initiatieven werden gestimuleerd, ook als de uitkomst ervan niet zeker was of kon worden voorspeld.
En dat laatste is op zijn minst bijzonder te noemen wanneer je het over een verzekeraar hebt.
Later in de middag komt er nog een telefoontje, na wat aanvullende onderzoeken en andere loopjes mag ik mijn oud-collega weer terugbrengen naar afdeling X. Hij waardeert het dat alle onderzoeken op één dag konden plaatsvinden. En achteraf vindt hij het toch wel fijn, zo’n begeleidster die hem langs gangen en deuren loodst.
We nemen opgewekt afscheid, wetend dat we beiden in gedachten nog even aan de De Ruyterkade bivakkeren.

Plant
Als ik zou kunnen praten…… Oh wacht. Dat doe ik nu. Eens zien, waar ga ik het over hebben? Andere vraag: wie ben ik? Ik