Een beetje verlegen staan ze samen aan de balie, hand in hand, verlegen lachend.
Ze draagt een kleurige bloemenjurk die bijna vanaf het plafond reikt tot op de vloer, waar de stof contact maakt met de zwarte veterschoenen met blokhak. Boven de balie vind ik haar hoofd dat bijzonder kunstig en kleurig is opgemaakt en dat wordt omlijst door vlammend rode krullen. Meerdere piercings grijnzen me tegemoet vanonder twee in keurige boogjes getatoeëerde wenkbrauwen, die mij nieuwsgierig opnemen.
Naast haar staat een jongeman, met een glimmende zwarte kuif. Even later zie ik dat niet alleen zijn haar donker is; de rest van zijn verschijning is dat ook. Een zwart leren jasje dat is versierd met spikes, hangt losjes om zijn schouders. Eronder grijnst een grijs doodshoofd dat op zijn zwarte t-shirt is gedrukt. Zijn jongensachtige benen steken in een zwarte jeans, die her en der gaten vertoont.
In de linker wenkbrauw van de jongen (voor de kijkers rechts) zit een piepklein zilveren ringetje met een bolletje gepiercet en wanneer ik beiden aankijk om naar het polikaartje van het meisje te vragen, zie ik dat onder de neus van de jongeman een halve ring steekt, waarop kleine rillingen over mijn rug trekken. Niet uit antipathie maar omdat het zetten van een piercing in een neusbot me een pijnlijke aangelegenheid lijkt.
Ze verontschuldigingen zich beiden, nerveus lachend, de bus kwam niet opdagen en toen hij eindelijk wel kwam zijn ze bij de verkeerde halte uitgestapt. Vervolgens was het puzzelen welke ingang van het ziekenhuis ze konden gebruiken. Ze zijn opgelucht dat de poli nog niet lijkt te zijn gesloten. De dokter, die eigenlijk naar al huis wilde, trekken we aan zijn jasje en hij blijft nog even.
Het meisje heeft een anticonceptiestaafje in haar arm. Het is sinds kort een beetje gaan jeuken en bovendien blijft ze tussendoor steeds bloed verliezen. Dat is op zijn zachts gezegd vervelend, net als de hoofdpijn die ze van het staafje heeft gekregen. Conclusie: dat staafje moet eruit.
Beiden gaan wat giechelig op de zachte bank in de wachtkamer zitten. Het is ook wel grappig want je kunt natuurlijk om vele redenen in de wachtkamer van een gynaecoloog zitten. Het meisje houdt haar jurk vast alsof ze kilo’s is aangekomen en beiden schieten in de lach.
We pakken het karretje, waarin de spullen zitten waarmee de arts het staafje uit de bovenarm van het meisje kan verwijderen en zetten alles netjes steriel klaar in de spreekkamer. Even later worden ze binnengeroepen.
Niet veel later verschijnt het hoofd van de dokter om de deur van de poli. Assistentie gevraagd. Mijn collega loopt richting de deur maar volgens de dokter moeten we even allebei. We schieten overeind, het gebeurt vaker dat een patiënt flauwvalt na het zetten van een spiraal of het verwijderen ervan. Meestal leggen we de mevrouw op een bedje, maken een kopje thee met suiker en laten haar in alle rust even bijkomen. Het komt namelijk altijd weer goed.
In dit geval is dubbele assistentie op zijn plaats. Niet alleen het meisje is niet helemaal lekker geworden maar ook de jongeman zit grauw geworden van narigheid op zijn stoel, kijkt wazig voor zich uit. Mijn collega en ik controleren of beiden aanspreekbaar zijn en vervolgens brengen we hun hoofden naar beneden, tussen de benen en laten ze rustig ademhalen. Na een tijdje zetten we ze rechtop en controleren hun bloedtoevoer aan de hand van hun gezichtskleur, die lijkt bij te trekken. Via een langzame buikademhaling -even handen op je buik en “voelend” ademen- zien we de jongen en het meisje weer kleur krijgen.
“Ik kon haar moeilijk alleen naar binnen laten gaan, want ze kan niet tegen bloed,” zegt de jongeman, inmiddels met rode wangen. “Maar eigenlijk kan ik er zelf ook niet tegen. Ik ben een hulp van niks”
We leggen uit, dat het helemaal niet erg is om flauw te vallen. Het is ook best een eng gezicht, bloed bij iemand die je leuk vindt en die je ziet wegtrekken.
Even later stappen ze naar buiten. Zij zonder staafje maar met een grote pleister op haar arm en hij met een deukje in zijn ego maar met een opsteker voor de heldenmoed richting zijn meisje.
Sinds die bewuste polidag weet ik het zeker.
Ridders bestaan nog. Ze zijn nooit weggeweest; door de eeuwen heen hebben ze zich staande weten te houden in de jungle die wereld heet. En soms vind je ze zomaar terug, verstopt onder kleding die mogelijk als intimiderend overkomt.

Plant
Als ik zou kunnen praten…… Oh wacht. Dat doe ik nu. Eens zien, waar ga ik het over hebben? Andere vraag: wie ben ik? Ik
3 reacties
Lief hoor! Echte helden zie je zelden, zong Herman Van Veen ooit. Dit is er eentje.
Hij was zó lief. Samen waren ze lief. Pareltjes van de toekomst.
Vertederend😊