Al een tijdje liep en loop ik te kauwen op een nieuw JA- woord. Wat me vol vuur het jaar zou inslingeren, aanslingeren, me over de drempel van oud-en-nieuw zou trekken, enthousiast en trappelend om met mij aan tweeduizendvijfentwintig te beginnen.
Er kwam niets.
Ook niet na de eerste JA woord workshop van dit jaar. Er kwam een woord, waar het woord “werk” in verstopt zat en ik merkte dat iets in mij daar niet op zat te wachten. Optieften.
Waar in december de woorden “zekerheid” en “zelfvertrouwen” hand in hand door mijn lijf en leven walsten, naast elkaar op het eindejaarspodium stonden, liggen de kaarten er in februari geheel anders voor.
Door elkaar geschud, dwarrelend als ongrijpbare stofjes in de spinnenwebben die mijn verlangens geworden zijn.
Misschien mag het zo óók een tijdje zijn en hoeft het allemaal niet nog niet zo klip-en-klaar in een klontje gegoten, als persoonlijk bouillonblokje. Misschien is mijn suddersoepje nog niet klaar, of is er nog geen woord voor mij, dat klaarligt vol verwachting zonder kloppend hart. Mag het een test, een speledingetje of een experimentatie zijn.
Daar ben ik toch van?
In januari voerde ik een fijn gesprek in mijn eigenste Amsterdam-Noord. Over bomen, wortels, schimmeldraden en de lotsbestemming van gelande beukennootjes tot liggende kastanjes, kwam er – tussen de bedrijven door – een woord tevoorschijn, niet eens van mezelf.
Tussenen.
Ze bleef prettig kleven, zonder de opdringerigheid van een toffee. Het woord werd vergezeld door een enorme schaterlach, die tot mijn eigen verbazing van mezelf bleek te zijn. Tenen jubelden, zetje in mijn rug, merkte dat ik vrolijk werd. Mijn buik kriebelde en ik had zin om dit woord eens flink te onderzoeken en te be-experimenteren. Helaas, na een tweede JA-woord sessie werd ze onderuitgeschoffeld door een groter woord.
“Energie” kwam het feestje verstoren alleen wist ik niet dat het een feestje wás.
In de tussentijd had ik me namelijk al weer gestort op mijn bedrijf, mijn webteksten, de knoppen en het feit dat het wel iets moest worden met mij en met dat woord. Omzet draaien en rap een beetje. En hoe ging het met de verkoop?
Energie dekte de lading niet, terwijl ik die wel voelde.
Meer dan.
Als onrust die zich tussen de vlakjes van mijn eigen hokjes vleide, opwreef en als ongenode gast hartelijk neerplofte. Tevoorschijn kwamen oude vrienden als Tegenstrijdigheid en Wispelturigheid. Zeilden om de hoek naar binnen, bevochten elkaar om de eer. Ik had het kunnen weten want wanneer je belangrijkste kernwaarden beiden met “au” beginnen is er strijd.
Of het klopt en wel past.
Anders hoeft het niet.
Intussen is er een ander woord naar binnen gewapperd.
Tussenruimte.
Tussen ruimte.
Uitgesproken geeft ze lucht, licht en een grijnsje. Het schept mogelijkheden om de randjes tussen mijn eigen vlakjes eens te onderzoeken, waarvan ik altijd vond dat het of het “ien” of het “oar” moest zijn en misschien wel beide is. Of alles en niets tegelijk en elk detail er tussenin.
Misschien mag ik mezelf de tijd gunnen. Het woord van vórig jaar. In de tussenruimte stilstaan, voelen wat er écht toe doet, wat mag blijven om mee verder te gaan. Ruimte om stil te staan en te onderzoeken, zonder dat het meteen weer iets moet worden.
Want als ik stilstaan aan anderen “verkoop”, waarom doe ik dat zelf dan nog niet?