Vaderdag. Met mijn bril, die sinds vorig jaar weer een prominente plek op mijn neus inneemt, valt me ineens op hoezeer ik op hem lijk.
Afgelopen voorjaar toen ik omviel kwam ook mijn vader weer om de hoek kijken. Hij overleed toen ik zestien was. Niet de ideale leeftijd om je vader te verliezen, al kan ik niet goed aangeven wat dan wél een goede leeftijd is. Het is wat het is.
Wanneer het niet goed gaat met mij, komt dat verlies en het verdriet weer naar boven. En dat duw ik dan dapper weer terug. Weg met de emotie, 34 jaar is lang genoeg, nu is het klaar.
Anno 2021 ging het anders. Ik stond mezelf dit voorjaar toe om verdriet te houden over het verlies van mijn vader. En met dat toestaan ontstond ruimte. Lucht. Nog steeds bleef echter het woord loslaten in mijn wezen hangen. Tegelijkertijd vroeg ik me af, dat als ik losliet, wat er dan in vredesnaam nog van mijn vader overbleef.
Vierendertig jaar dood zijn is ergens ook gemakkelijk. Spreken over mijn dode vader is dat ook. Ik hoefde immers nooit meer te vertellen dan dát. De stilte erna ontstond altijd vanzelf. In een los proces dat synchroon liep aan mijn overspanningsproces dit voorjaar, ontstond er iets anders. Er rees een vraag en het beantwoorden ervan was niet gemakkelijk.
“En ik dan? Denk je nog wel eens aan mij?” luidde hij. En ja, dat deed ik. Maar altijd wanneer ik aan mijn vader dacht, dacht ik aan de dode variant. Omdat… en nu komt hij… dat gemakkelijker voor mij was dan een herinnering uit het leven opdiepen, aan toen hij nog leefde. Nu ik dat opschrijf en het er staat raakt het me opnieuw.
Nu had mijn vader 42 jaar geleefd zónder mij, dus daar kon ik niet zoveel van terughalen. De mensen die hem hebben gekend leven ook niet meer, dus een onderzoek naar het verleden werd lastig. Vrij laat werd mijn vader papa. In de tijd die ik dit voorjaar thuis als kluizenaar thuis doorbracht, vond ik echter oude fotoboeken terug. Tegelijk vond ik een trotse vader, naast een springerig grietje, in een jurk. Thuis met de konijnen, op vakantie, bij een boom en op een gletsjer. Als ik goed keek, kon ik de wederzijdse liefde en de bewondering bijna aflezen.
Nog iets later, (na enkele sessies met de haptotherapeut) ontdekte ik dat er zoiets bestaat als spiergeheugen. Met de herinneringen die ik verzamelde kon ik weer voelen hoe het was als ik even bij mijn vader voorop de brommer mocht zitten. Dan stond ik om kwart voor vier voor aan de weg te wachten als hij uit zijn werk kwam. Een minuscuul klein stukje (nog geen 10 meter schat ik zo) mocht ik dan op de benzinetank zitten en heel soms mocht ik gas geven, op het grindpad. De Honda met handschakeling.
Als ik goed mijn best doe, kan ik het warme aluminium van de bordeauxrode tank onder mijn handen voelen, evenals de ruwe handvatten van de brommer.
Met mijn ogen dicht kan ik ook het witte handvat van de Johnson buitenboordmotor voelen, die achter onze houten jol hing, wanneer we uit varen gingen. En als ik echt, écht mijn best doe, voel ik de schraperige wangen van mijn vader tegen de mijne, bij de welterusten kus.
Deze Vaderdag is voor mij een bijzondere. Omdat ik zoveel meer heb aan mijn herinneringen uit het leven, dan aan het verhaal wat ik mezelf altijd heb verteld over zijn dood.

Plant
Als ik zou kunnen praten…… Oh wacht. Dat doe ik nu. Eens zien, waar ga ik het over hebben? Andere vraag: wie ben ik? Ik
Eén reactie
Zit op locatie met slechte verbinding. Kom er over een tijdje op terug.