Door de ruimte lopen allemaal onbekende mensen. Blijkbaar ben ik ergens aan een gracht gaan wonen, er is zelfs een grote werkplaats waarin lange ladders hangen. Ook staat er een brug met een klassieke auto.
Ik snap er niks van. Wie zijn die mensen en hoe komt het dat mijn eigen huis niet ken? En waarom woon ik niet meer in mijn ouderlijk huis aan Kadoelen?
Enkele van die vreemde mensen zijn heel aardig, wanneer ze langslopen. Ze lopen namelijk veel en wijzen me de weg naar mijn eigen badkamer en leren me hoe ik de voordeur open, zodat ik naar buiten kan.
Niks heeft een vaste plek. Dus ik kan niets doen of vinden. Het duurt uren voor ik een kopje thee heb kunnen maken. Al die tijd stappen er vreemde mensen door de ruimte, gekleed of in lange badjassen. Het is een vrolijke bedoening. Iedereen lijkt elkaar te kennen, groet elkaar.
Terwijl ik naar buiten stap, nadat ik de voordeur -die de mijne niet is – heb teruggevonden, bekijk ik mijn lichaam. Het lijkt ergens in de vijftig. Mijn geest voelt zich verre van dat, met dat gedwaal.
Buiten klinkt getoeter.
Huppelend begeef ik me naar de brug. Blijkbaar heb ik daar iets te doen.
————————————————————————–
Met deze droom werd ik vanmorgen wakker, na een nacht waarin ik verschillende keren wakker werd, van mijn eigen stem, die sprak. Dat ken ik niet van mezelf. Ergens heb ik blijkbaar nog iets op te lossen.
Eén reactie
Ik weet niet goed wat ik moet zeggen. Ik ben geen dromenduider, maar voor mijn gevoel ben je zoekend, waarschijnlijk is dit een open deur.